Geschiedenis van de Commandobunker Seyß-Inquart
De Oostenrijkse Dr. Arthur Seyß-Inquart was tijdens de Tweede Wereldoorlog de Rijkscommissaris van Nederland: Reichskommissar für die besetzten Niederländischen Gebiete. Nederland werd onder civiel bestuur geplaatst omdat Hitler ons land tot een vazalstaat wilde maken en wellicht wilde inlijven bij Duitsland. Seyß-Inquart noemde de Nederlanders het “Germaanse broedervolk”. Aldus hechtte Hitler aan een primaat van de politiek boven het militaire (meer macht!) in bezet Nederland. De Eerste en Tweede Kamer en de Raad van State werden buiten werking gesteld en Seyß-Inquart werd binnen het nieuwe bestuur de hoogste burgerlijke machthebber. Onder hem ressorteerden vier “Generalkommissare”, onder wie Höhere SS- und Polizeiführer Hanns Albin Rauter, die verantwoordelijk was voor veiligheidszaken en de deportatie van Joden.
​
Seyβ-Inquart behoorde aanvankelijk tot de 'gematigde' vleugel van de Oostenrijkse nazi’s, die als Rijkscommissaris de Nederlandse bevolking wilde winnen voor het nationaalsocialisme, maar zich uiteindelijk ontpopte als een extremistische hardliner. Hij woonde met zijn familie in de villa op het landgoed van de buitenplaats Clingendael die in 1940 was geconfisqueerd. De woning was tot haar overlijden in 1939 bewoond geweest door Marguérite barones van Brienen.
​
In de herfst van 1940 kwam de zwager van Seyβ-Inquart, de Weense ingenieur Walther Münster als adviseur inzake wederopbouw en volkshuisvesting naar Nederland. In januari 1941 werd deze man de Bevollmächtigte für das Wohnungs- und Siedlungswesen, later de Abteilung Siedlung und Bauten genoemd. In de loop van 1941 groeide deze organisatie flink en werd betrokken bij de bouw van de mijnwerkerswoonwijk “Hermann Göring kolonie” te Heerlen en bij de wederopbouw van de door de oorlog zwaar getroffen steden zoals Rotterdam en Middelburg. Maar ook hield deze organisatie zich bezig met het confisqueren van onroerende goederen van de Joodse bevolking.
​
Door de gewijzigde positie van offensief naar defensief waarbij Den Haag grensde aan de verdedigingslinie (later de Atlantikwall), werd duidelijk dat de aanpassingen gedaan aan het landhuis Clingendael niet meer voldoende waren om de veiligheid te “garanderen” van de Rijkscommissaris Seyβ-Inquart. De verdediging van Clingendael betekende dat een politiek apparaat betrokken werd bij de bouw van militaire bunkers.
Door de persoonlijke interesse van Seyβ-Inquart in de voortgang van de bouw van de verdedigingswerken ontstond kritiek bij het Duitse leger. Dit kwam mede doordat Seyβ-Inquart fel tegenstander was van de stellingname van de Oberbauleitung Holland Prof.dr. Kurt Wiendieck, dat de vestingbouw Clingendael overgenomen moest worden door Organisation Todt. De Rijksarchitect en sinds 8 februari 1942 Minister van Bewapening Berthold Konrad Hermann Albert Speer was in die positie ook het hoofd van “Organisation Todt” (O.T.). Deze organisatie was verantwoordelijk voor en had zeggenschap over de bouw van (militaire) bunkers. Ook bij de bouw van de nieuwe Commandobunker van Seyβ-Inquart was er uiteindelijk toestemming nodig van Albert Speer, die van mening was dat de nieuwe Commandobunker veel te groot was. Echter Seyβ-Inquart was van mening dat het hier een verdedigingswerk betrof ter bescherming van zijn politieke apparaat en geen militaire bunker.
Na een bijzondere briefwisseling in augustus 1942 tussen Speer en Seyß-Inquart, die ook beiden een vriendschappelijke relatie onderhielden met Adolf Hitler, kwam op 7 september 1942 de definitieve toestemming van Albert Speer voor een gecamoufleerde bunker voor Seyβ-Inquart. Echter is nooit duidelijk geworden of de huidige Commandobunker volgens de eisen en ontwerp is gebouwd zoals Albert Speer voor ogen had (voornamelijk maatvoering), en wie het definitieve ontwerp uiteindelijk heeft goedgekeurd. De goede betrekkingen tussen Seyβ-Inquart en Hitler garandeerden het voortbestaan van Abteilung Siedlung und Bauten en gedurende de gehele oorlog had hij rechtstreekse bemoeienis met de bouw van de verdedigingswerken van zijn politieke apparaat.
​
In september 1942 is op dat gedeelte van het terrein, dat grensde aan de huidige Van Brienenlaan en het Landgoed Oosterbeek, begonnen met de bouw van de Commandobunker Luftschutzraum Seyβ-Inquart R8764. De Commandobunker werd vermomd als landbouwschuur/stadsboerderij en is onder leiding van de architect August Kubitza gebouwd door de Abteilung Siedlung und Bauten.
Ondanks de vaste keuken in de Commandobunker werd in oktober 1943 begonnen met de bouw van een Keukenbunker (Type 645 Doppel). Deze 2 gekoppelde standaardbunkers werden als één geheel verbonden met de Commandobunker. Het complex werd tevens voorzien van 4 geschutbunkers (Ringstände) en betonblokken (t.b.v. de tuien van de zendmast).
De Commandobunker is 49,22 meter bij 17,3 meter en 15 meter hoog. Daar “overheen” is een “landbouwschuur” met overige vertrekken en garage geplaatst, die samen 61 meter bij 30 meter zijn en 20 meter hoog. De wanddikte van de Commandobunker is 2,5 meter en de dakdikte 4 meter. Het daarboven gelegen dak is een zogenaamde betonnen tentconstructie (42 spanten) die ter plaatse in één stuk is gegoten en waarop zogenoemde “Bims” betonplaten liggen. Het geheel is afgewerkt met panlatten en dakpannen. De “schoorstenen” (Flaktorens) zijn toegankelijk d.m.v. een trap via het pannendak en functioneerden als observatietorens en als verhoogde opstellingen van 2cm luchtafweergeschut (Flakgeschut).
​
De gehele Keukenbunker is 22,4 meter bij 11,5 meter. De (nood)ingangen van de Commandobunker en de Keukenbunker waren door schietgaten beveiligd.
In de kelder (souterrain) van de Commandobunker bevonden zich een kamer van Seyβ-Inquart, machinekamer, stookkamer, telefoonpost en diverse grote open ruimtes. Op de begane grond was de slaapkamer van Seyβ-Inquart incl. badkamer en wc’s, machinekamer, stookkamer, telefoonpost, keukenvertrek en diverse kleine vertrekken en wc’s. Deze kleine vertrekken zijn vermoedelijk ook slaapvertrekken geweest van belangrijke personen, o.a. de vier Generalkommissare en de regimentscommandant, die van de schuilbunker gebruik mochten maken. De bunker kan men betreden via een overdekt portaal en gassluizen.
Buiten de bunker maar in het camouflagegebouw was in de kelder een watervoorziening en er waren diverse ruimtes die men kon bereiken door (betonnen) loopgraven. Op de begane grond was een garage, een bergplaats en wederom de watervoorziening. De Keukenbunker (met 2 keukens, waterbron, machinekamer en wachtkamers) was indirect verbonden met de Commandobunker en men kon daar voor 200 man maaltijden bereiden.
​
In de eerste helft van 1943 werd het grootste gedeelte van de bunker opgeleverd en in september 1943 bleek nog NLG 500.000 besteedbaar te zijn van de begrote NLG 1.780.000.
De bunkers en de buitenplaats maakten in WO2 deel uit van de Stützpunktgruppe Clingendael (civiel) die aansloot op de Stützpunktgruppe Scheveningen. Beide waren gericht op de verdediging van Den Haag en vormden een onderdeel van de Atlantikwall.
Na de oorlog is het oorspronkelijke pannendak verwijderd en vervangen door een ander type dakpan. De galerij aan de zuidzijde en de zuidwestzijde is dichtgemetseld en voorzien van een roldeur.
Als camouflage is er een diversiteit van metselwerk en geschilderde bakstenen aangebracht, oorspronkelijk en historisch uniek, op de betonconstructie en de gemetselde pijlers die de dakconstructie ondersteunen.
​
Bij de ingang voor de oorspronkelijke garage aan de zuidoostzijde was er na de oorlog duidelijk oorlogsschade zichtbaar, zowel aan het dak als aan de dakconstructie. In deze garage is een trap gemaakt voor een nieuwe ruimte aansluitend aan de oorspronkelijke binnenbunker en zijn er een dakkapel en dakramen aangebracht. Tevens zijn er na 1945 aan de zuidoostzijde en aan de noordwestzijde aanpassingen gemaakt door middel van diverse muurtjes (ter versteviging) die gemetseld zijn tegen de camouflage buitenmuren en de diverse (nood)ingangen.
​
Vervolgens is de bunker, samen met de Prinses Juliana Kazerne aan de overzijde van de straat, in gebruik genomen door de generale staf van het Nederlandse leger. De bunker deed dienst als commando- en communicatiecentrum om het Nederlandse leger aan te sturen bij inzet in het buitenland.
​
De locatie staat in kadastrale gemeente Wassenaar met kadaster deel/nr. 65333/66 en heeft de kadastrale objectnummers E 634 en E 382.
​
Het bijzondere aan deze Commandobunker is dat hij speciaal is ontworpen voor de veiligheid van de hoogste burgerlijke machthebber van het Duitse bestuur Seyβ-Inquart, het Rijkscommissariaat en de Regimentskommandant. Het was daarmee een belangrijk onderdeel van het bestuurlijke centrum van de bezettingsmacht in Nederland gedurende de Tweede Wereldoorlog.
​
Het boek "Duitse bunkerbouw vanuit het Rijkscommissariaat - Abteilung Siedlung und Bauten - 1942-1945" is een bijzondere uitgave van Stichting Militair Erfgoed en Hans Sakkers. Het geeft een volledig overzicht over de bunkerbouwgeschiedenis van deze civiele dienst die onder leiding stond van Walther Münster de zwager van Arthur Seyβ-Inquart. Het boek is nog verkrijgbaar bij